Franje
Rosanna Del Negro
Youssef zit voor me in de bijrijdersstoel als we
de woestijn in rijden. Hij draait zich om en steekt een duimpje omhoog. Zijn
vader zit aan het stuur. Hij bezit een van de pick-up trucks die de gids van
mijn reisgezelschap geregeld heeft. Mijn reisgenoten hebben zich verdeeld over
de laadbakken van de pick-ups. Daar leek het me te koud, als enige ben ik
binnen gaan zitten. Youssef duidde
zijn vader aan met ab: daddy
vertaalde ik. Hij herhaalde het woord aandachtig, dad-dy, en hij pakte het stuur met een hand beet alsof hij wilde
zeggen dat zijn ab geweldig goed kan
rijden. Youssefs vader heeft een hoofddoek om en spreekt geen Engels.
Youssef lacht telkens wanneer hij naar me kijkt. Zijn hoektanden zijn nog niet
helemaal volgroeid waardoor zijn voortanden lang lijken. Hij is tien. Ten zei hij eerst en wees op zichzelf. Als
hij in Nederland zou wonen, zou hij in groep zes zitten. Groep zes was de
laatste groep waaraan ik les gaf als juf.
Langs het raam van de pick-up schuurt zand. Op het getinte laagje dat de zon
buiten moet houden zitten krassen. De bekleding van de achterbank is stoffig en
bevlekt. Met enige aarzeling heb ik mijn handtasje erop neergelegd. De
hoofdsteun van Youssefs stoel is slordig in doorzichtig folie gewikkeld en het
portier naast hem rammelt. Ik wil het raampje aan mijn kant even open draaien,
maar de hendel beweegt stroef en de ruit knarst. Heel langzaam draai ik de
hendel terug.
De pick-up voor ons klimt op zandduinen en duikt van ze af. Mijn reisgenoten ritsen
hun winterjassen dicht, hun haar waait alle kanten op. Youssefs vader maakt een
grote bocht om de duinen heen. Even later komen we bij de eerste stopplaats. We
lopen naar rotsen waarop kamelen en mannetjes met speren getekend zijn. Youssef
is ook uitgestapt. Hij heeft een bruine jas aan die bijna tot zijn enkels komt.
In de auto liet hij me de jas zien en hij streek met zijn smalle hand over de
binnenkant alsof hij een knuffel aaide.
In een tent warm ik me aan bedoeïenenthee. Ik ruik aan mijn beker en herken de
geur van salie en kaneel. Er brandt wierook. Wierook en mirre, denk ik, dat is passend
voor deze eerste kerstdag. Ik spiek door de opening van de tent naar zand, stof
en rotsen. Zo had ik het me wel voorgesteld toen ik de reis boekte, opdat ik diners,
versierde sparren en kerstinkopen over kon slaan. Ik wil loskomen van de
franje, zei ik tegen mijn zoon, alleen zand en rotsen is genoeg. In een
soortgelijk landschap, over de grens, ligt Bethlehem. Ik stel me voor hoe de Romeinen
orde probeerden te scheppen door een volkstelling te houden. Hoe een jong stel
met het enige vervoer dat ze hadden over een barre vlakte reisde. Koud als nu
moet het geweest zijn.
We rijden verder. Het portier naast Youssef rammelt luider. Hij kijkt een
videootje op een mobiel met barsten. Als hij merkt dat ik hem gadesla, wijst
hij met de mobiel naar zijn vader. Daddy
zegt hij. Dan klimt hij naar de achterbank. Hij toont me foto’s van een meisje
en een kleuter. Hij noemt hun namen. Ik pak mijn eigen mobiel en laat hem
foto’s zien van Nederland. Eentje van een boom met geel blad, eentje van een
meer, eentje van mijn zoon. Hij gebaart dat hij een foto van mij wil nemen. Ik
twijfel even omdat het mobieltje van zijn vader is maar knik dan. Youssef laat
me meer foto’s zien. Ik zie weer dezelfde kinderen als net, waarschijnlijk zijn
zusjes. Zij zijn nog klein, maar Youssef niet, moet hij vandaag niet op school zijn?
Bij de Romeinse tempels die we bezochten boden kinderen ritjes op ezels aan.
Aan een van de kinderen vroeg ik of hij naar school ging. Tomorrow school, antwoordde hij. Toen ik het navroeg bij de gids haalde
hij zijn schouders op. Bedoeïenen, zei hij, ze willen niet. De kinderen deden
me denken aan personages van Charles Dickens. Ze hadden iets mistroostigs. Youssef
niet. Youssef stond waarschijnlijk al vroeg vanochtend met zijn jas in zijn
handen klaar om mee te gaan. Zouden de kinderen van het gezin om toerbeurten
mee mogen? Of altijd hij, omdat hij een jongen is en de oudste?
We stoppen bij een rotsformatie die lijkt op een triomfboog. Youssef klimt naar
boven. De boog is hoog en ik hou in de gaten of Youssef voorzichtig doet. Van beneden
maak ik foto’s van hem als hij op het hoogste punt staat. Een man met een kameel
komt naar me toe. Of ik een rondje op de kameel wil. La, nee, zeg ik. Where are
you from? vraagt hij. Holland. And you? Hij komt uit een dorp aan de
rand van de woestijn. Vijfduizend inwoners, allemaal bedoeïenen. Ik herinner me
wat de gids zei toen we bij ons kamp voor de nacht kwamen: de bedoeïenen slapen
in huizen, wij in tenten. Youssef komt bij me staan. Hij schijnt de man te
kennen. Zand waait in mijn gezicht. Riha,
zegt Youssef, en hij slaat zijn armen om zichzelf heen. Wind. De man laat horen
hoe de wind kan gieren. Ik spreek het Arabische woord na waarbij ik de laatste
lettergreep uitblaas.
Youssef komt meteen naast me zitten als we verder rijden. Hij heeft een sjaal
met gekleurde strepen omgedaan. Ik wijs naar een rode streep: red. Youssef doet de sjaal af en geeft
hem me. Nee, schud ik en wijs op een groene streep: green. We zien roze, gele en zwarte strepen. Hij lacht weer naar me.
Mijn zoon had langere voortanden toen hij tien was, op onbewaakte momenten
rustten ze op zijn onderlip. Tegenwoordig vallen ze nog nauwelijks op. Ik denk
aan de kerstdagen die we samen vierden toen hij klein was. Dagen die
ondergesneeuwd raakten met pakjes bij de boom.
De laatste stop is bij een rotspartij van waar we de zonsondergang zullen zien.
De pick-up stopt abrupt op de track. Youssef wordt door zijn vader naar buiten
gestuurd. Met mijn reisgenoten klim ik een stukje de rots op om te zien dat de oranje
bol achter een heuvelkam wegzakt. Een eerste ster wordt zichtbaar; de nachten
in de woestijn kunnen kraakhelder zijn, zegt men. Als we terug naar het
tentenkamp willen en Youssefs vader gas geeft, schommelt de auto naar voren en
weer terug. Hij zegt iets tegen zijn zoon. Youssef springt de auto uit en onderzoekt
de voorkant. Hij haalt zijn schouders op. Hij stapt weer in en praat tegen zijn
vader. Youssef glimlacht nu niet. Zijn vader laat hem nog een keer kijken. Ik
zie Youssef zich bukken. De andere pick-ups vertrekken. Indien we stranden stuurt
de gids een pick-up terug om ons op te halen. Maar zouden Youssef en zijn vader
meegaan? Ik probeer in te schatten hoe warm Youssefs jas is. Als de pick-up het
begeeft, denk ik, zal Youssefs vader niet meer door de gids gevraagd worden voor
de tochten.
Youssef is naast zijn vader gaan zitten. De auto komt in de achteruit in beweging.
De rest van de rit rijdt de vader van Youssef sneller dan voorheen. Er klinkt
een geratel dat me niet eerder is opgevallen. Hoeveel moet het gezin zich
ontzeggen voor een reparatie? Ik herinner me hoe graag mijn zoon een
speelgoedje kon willen, zodanig dat bij de gedachte hem het water in de mond leek
te lopen. Ik ga na of er iets in mijn handtas zit dat ik aan Youssef kan geven.
Een kleinigheid. Een balpen met opschrift? Die ligt in mijn koffer. Ik heb
alleen zakdoekjes en desinfecterende gel bij me. En pepermuntjes. Uit mijn
handtas haal ik het rolletje tevoorschijn en bied Youssef een snoepje aan. Hij
tikt vliegensvlug zijn vader aan om te vragen of het mag. Zijn vader antwoordt,
Youssef neemt het snoepje en draait zich van me af. Opgetogen bied ik zijn vader
er ook een aan, hij weigert beleefd. Ik leun naar achteren en tuur door de
krassen op de ruit. Er is nog een restje oranje gloed in de lucht. Terwijl de
gloed grijs kleurt, op een hardnekkige streep na, besef ik waarom de vader weigerde:
in mijn snoepjes kan dierlijk, niet halal, vet zitten. Buiten lost ook de
laatste oranje streep langzaam op. Alleen zand en rotsen, denk ik.
Het duurt niet lang voordat we weer bij het tentenkamp zijn. Wanneer ik uitstap
zie ik de gids een envelop aan de vader van Youssef geven. Youssef lacht naar
me en steekt een duim omhoog.
Feedback
Mooi sfeervolle beschrijvingen van een reis, omgeving en de lokale mensen die de hoofdpersonage tegenkomt. Oog voor detail