De longlist Debutantenschrijfwedstrijd 2019|2020

Bram - non-fictie

Normal 0 false false false EN-GB X-NONE X-NONE /* Style Definitions */ table.MsoNormalTable {mso-style-name:"Table Normal"; mso-tstyle-rowband-size:0; mso-tstyle-colband-size:0; mso-style-noshow:yes; mso-style-priority:99; mso-style-parent:""; mso-padding-alt:0cm 5.4pt 0cm 5.4pt; mso-para-margin-top:0cm; mso-para-margin-right:0cm; mso-para-margin-bottom:8.0pt; mso-para-margin-left:0cm; line-height:107%; mso-pagination:widow-orphan; font-size:11.0pt; font-family:"Calibri",sans-serif; mso-ascii-font-family:Calibri; mso-ascii-theme-font:minor-latin; mso-hansi-font-family:Calibri; mso-hansi-theme-font:minor-latin; mso-bidi-font-family:"Times New Roman"; mso-bidi-theme-font:minor-bidi; mso-fareast-language:EN-US;} Greed is not good.

Wanneer academici bankiers worden.

Universiteiten en banken hebben meer met elkaar gemeen dan u misschien op het eerste gezicht zou denken. De universiteit verspreidt kennis, de bank beschermt tegen inflatie. Universiteiten leveren diploma’s af, banken beloven interestvoeten. Daarnaast dienen zowel universiteiten als banken een tweede, achterliggend doel. Universiteiten richten zich naast onderwijs ook op onderzoek; banken gebruiken het spaargeld dat mensen hen toevertrouwen om te investeren op de beurs. In beide gevallen hangt de uitkomst af van een mix van goede ideeën, talent en (meer dan de meeste betrokkenen bereid zijn toe te geven) geluk. En in beide gevallen riskeert de situatie uit de hand te lopen wanneer de nevenactiviteit belangrijker wordt dan de hoofdactiviteit.

Zowat elke econoom op de planeet kan de kredietcrisis van 2007 intussen verklaren. Nochtans hadden weinige economen die crisis destijds ook voorspeld. De systeemfouten zaten (en zitten nog altijd) verweven in de manier waarop het bankwezen werkt. Joris Luyendijk beschreef het met veel oog voor detail in zijn bestseller “Dit kan niet waar zijn”. Aandeelhouders van grootbanken eisten kwartaal na kwartaal hogere winst- en groeicijfers. Daardoor gingen de hoogste bonussen en de snelste promoties naar de bankiers die het meeste geld binnenhaalden. De durvers, de sterren, de Gordan Gecko’s van deze wereld. Zij die onvoorwaardelijk geloofden in het credo “greed is good”. Bezorgde werknemers van de bank die wezen op de risico’s van al dat kortetermijndenken, werden weggezet als pretbedervers. Wie werkte op de afdeling kwaliteitscontrole kreeg minder status, minder salaris, minder promoties. Minder toegang tot ruwe data ook. Rating agencies als Moody’s en Standard and Poor’s, externe controle-instanties die indien nodig op de rem moesten gaan staan, vervulden hun taak niet naar behoren. Ze waren onderbemand, vaak werkten hun werknemers in een vorig leven voor de banken die ze moesten beoordelen. Het gevolg? AAA-ratings voor iedereen. Bankier na bankier nam steeds grotere happen uit de koek. Tot de bubbel op een dag barstte en er van de koek niet meer dan wat kruimels overbleven.

Waar het genereren van winst in de bankensector belangrijker was geworden dan het beschermen van spaargeld, is het publiceren van papers in de academische sector vandaag de dag belangrijker dan het uitreiken van diploma’s. De focus op rankings en citaties is aan de universiteit even obsessief als de focus op winstpercentages dat vijftien jaar geleden was bij de bank. Net zoals de bank enkel haar meest vermogende klanten liet delen in de winst, laat ook de universiteit enkel haar beste studenten doorstromen. Topwetenschappers genieten een sterrenstatus die niet moet onderdoen voor die van topbankiers van weleer. Het veelgeprezen “peer review” systeem is even vatbaar voor implosie als de kredietbeoordelaars dat ooit waren. En zowel bij de bank als aan de universiteit, begint alles bij de aandeelhouders. Wiens brood met eet, diens woord men spreekt.

Wie zijn dan wel de aandeelhouders van de universiteit? Simpel: de belastingbetalers. Alleen beseffen die dat zelf vaak niet goed. Ze laten zich namelijk vertegenwoordigen door wetenschappelijke financieringsinstellingen. Het FWO in Vlaanderen, het NWO in Nederland, de ERC in Europa. Net zoals pensioenfondsen autonoom beslissen in welke aandelen en obligaties hun aandeelhouders investeren, bepalen deze instituten welke wetenschappers uw belastinggeld toegestopt krijgen. Daarbij stellen ze zichzelf twee cruciale vragen. Ten eerste: wat is het plan van deze wetenschapper voor de toekomst? En ten tweede: wat heeft deze wetenschapper ons in het verleden al opgebracht? Met andere woorden: hoe groot is de kans op winst? En welk risico’s gaan met die winsten gepaard?

En dus schrijf je als wetenschapper een projectvoorstel uit. Je belooft de hemel op aarde, je maakt ambitieuze plannen die samenvatten wat, hoe, waar, wanneer en met wie. Net zoals ook de bank bij de uitgave van nieuwe financiële constructies verplicht een prospectus opmaakt met de kenmerken en voorwaarden van die investering. En ook in de wetenschap geldt: hoe rooskleuriger het geschetste toekomstbeeld, hoe groter het risico op luchtkastelen. Waar in de bankensector rating agencies de kredietwaardigheid van nieuwe financiële producten onderzoeken, hebben wetenschappers een eigen systeem ontwikkeld om elkaars projecten en publicaties aan een kritische analyse onderwerpen. Dit systeem noemen we “peer review”.

Nu is wetenschappelijk onderzoek, net als Wall Street, een kleine wereld. Binnen hun domein komen professoren elkaar voortdurend tegen. Zowel hechte vriendschappen (die ontstaan wanneer wetenschappers na het congres samen afzakken naar de bar van het hotel) als onderlinge afgunst en antipathie (die ontstaan wanneer onbuigzame ego’s de confrontatie aangaan tijdens datzelfde congres) komen veelvuldig voor. Wetenschappelijke peer review is echter slechts eenzijdig anoniem. Als reviewer weet je wel wiens werk je beoordeelt, maar als wetenschapper weet je niet wie de reviewers zijn. Daar komt nog bij dat bij de ERC slechts 12% van alle ingediende projecten gesubsidieerd worden (22% bij het FWO, 27% bij het NWO). Deze situatie geeft reviewers uitzonderlijk veel macht om het project van een rivaliserende concullega eigenhandig af te kraken. Omgekeerd zien reviewers die vinden dat het project van een gelijkgezinde concullega alle kansen verdient, zichzelf haast verplicht om dat project onomwonden als “excellent” te omschrijven. Wie opbouwende kritiek formuleert, beseft immers donders goed dat hij daardoor de kansen van de aanvragers ernstig hypothekeert. Het resultaat? Inflatie. Vaak is er niet genoeg geld voorhanden om alle projecten te financieren die van de reviewers een maximumscore meekregen. En elke bankier weet: wanneer zo goed als alles een AAA-rating opgeplakt krijgt, dan laten investeerders hun beslissing enkel nog afhangen van de te verwachten winst.

Dit brengt ons bij het tweede criterium waarop wetenschappelijke projecten beoordeeld worden: het curriculum vitae van de onderzoeker. Hoeveel papers heb je gepubliceerd? Wat was de reputatie van de tijdschriften waarin je publiceerde? En hoe vaak citeren andere wetenschappers je werk? Wat de return-on-investment is voor een bankier, zijn citaties voor een wetenschapper. Hoe meer citaties, hoe meer winst. En winst heeft geen kleur. Winst is amoreel. Het maakt niet uit of de anderen je werk ophemelen dan wel afkraken. Een citatie is een citatie.

In een wereld waar wetenschappers beoordeeld worden op het aantal citaties dat ze genereren, is het zaak zo veel mogelijk op te vallen. Hoe meer je choqueert, hoe meer citaties dat oplevert. Fervente medestanders willen je gelijk aantonen, rabiate tegenstanders willen bewijzen dat je het fout had. En met elke reactie komt er weer een citatie bij. Bovendien worden ook wetenschappelijke tijdschriften beoordeeld op het aantal citaties dat ze genereren. Door het kwaliteitsaura dat hoog aangeschreven tijdschriften uitstralen, worden de artikels die ze publiceren ook vaker geciteerd. Wanneer wetenschappers die in zulke tijdschriften publiceren een projectaanvraag indienen bij FWO, NWO of ERC, krijgen ze dankzij al die citaties nog meer geld toegestopt. Er komt een mechanisme op gang waarbij de belangrijkste wetenschappers en tijdschriften elkaars reputatie steeds verder versterken. Iedereen gelukkig. Greed is good.    

Maar waar winnaars zijn, zijn ook verliezers. Net zoals een carrière in risicomanagement in Wall Street de kortste weg was naar de professionele vergetelheid, zo is het ook voor ambitieuze wetenschappers tijdverlies om te proberen de rooskleurige verhalen van anderen te ontkrachten. Wie overtuigend aantoont dat die grote wetenschappelijke hype van enkele jaren geleden toch niet zo veelbelovend was als oorspronkelijk gedacht, kan met zijn resultaten namelijk niet terecht bij hoog aangeschreven tijdschriften. Die moet het stellen met minder aandacht, minder waardering, minder citaties. En dus na verloop van tijd ook met minder geld. Als jonge wetenschapper leer je al snel: positieve resultaten dien je extra op te smukken, negatieve resultaten kan je maar beter strategisch negeren.   

Wie ook verliest, zijn de reviewers die het wel goed menen. De stilzwijgende meerderheid die week na week tijd vrijmaakt om in alle eerlijkheid andermans werk te beoordelen. Net zoals de werknemers van rating agencies niet altijd goed wisten wat er schuilging achter de complexe financiële constructies die ze moesten beoordelen, zo krijgen ook reviewers amper toegang tot de ruwe data van andermans werk. Sommige onderzoekers reviewen tientallen manuscripten en projecten per jaar, anderen doen enkel het hoogstnodige. En geen van hen wordt ooit beloond, laat staan gestraft, voor zijn of haar (gebrek aan) bijdrage aan dit vitaal aspect van de wetenschap. Je wordt geacht het te doen uit liefde voor het systeem. Een systeem dat vol weeffouten zit. Een systeem waar steeds minder wetenschappers nog oprecht in geloven.

Maar de grootste verliezers van allemaal, dat zijn de studenten. Waar topbankiers net voor de kredietcrisis amper nog belang hechtten aan de bescherming van het spaargeld dat risico-averse burgers hen hadden toevertrouwd, kan het topuniversiteiten tegenwoordig nog weinig schelen of hun professoren over didactische kwaliteiten beschikken. Zolang ze maar publiceren.

De conclusie? Als wij wetenschappers het lot van de bankiers willen vermijden, dan moeten we het systeem van peer review dringend hervormen. Anders zijn we op weg naar een systeemcrash die de geloofwaardigheid van zowel onze universiteiten als onze studenten voorgoed dreigt te ondermijnen. En waar bankiers er nog in slaagden om de belastingbetalers te laten opdraaien voor de risico’s die hun aandeelhouders hadden genomen, kunnen academici als het fout loopt geen kant meer op. Want onze aandeelhouders, dat zijn de belastingbetalers zelf.


Feedback

Prima puntig essay